De afgelopen tijd is heel veel: spannend, onzeker, gek. Maar dit gedicht maakte dat het voor mij alleen maar even lente was. Gratis tip van Truus: verlies je soms even. In de zon op je huid, in dat boek waar je steeds al in wilt beginnen, in dat fijne gesprek, in dat biertje dat je normaal gesproken niet al om half 3 ’s middags zou nemen, in je eigen dagdromen. In dit gedicht.
Lof der lente
Blijde Lente! ‘k zal u roemen,
Gij vervrolijkt ons gemoed,
Gij verschaft ons duizend bloemen,
En verkwikt, versterkt het bloed.

‘k Zie het wollig schaapje grazen
In het groene veldgewas;
‘k Zie het eendje op ’t water azen,
’t Zoekt zijn kroos en vindt het ras.
‘k Hoor de blijde vogelkoren;
’t Luchtgewelf weergalmt er van,
Zij doen ons blijdschap horen,
‘k Wil hen volgen zo ik kan.

Zwakke vliegjes, bleek van kleuren,
Brengen zelfs het hunne toe,
En de bloemen, rijk in geuren,
Alles maakt ons blij te moê.
En zou ik dan in mijn jongheid
Werkloos zijn? o neen! dat niet.
‘k Wil steeds werken en met blijheid:
’t Werken is mij geen verdriet.
Of zijn niet de jonge jaren
Aan de lentetijd gelijk?
In de zomer toch vergaren
Wij de vrucht van vroeger vlijt.
Dus moet welk het tijdstip achten,
Waarin men de zaadjes zaait,
Opdat hij kan zeker wachten
Rijpe oogst van ’t geen hij maait.
Johanna Constantia Cleve
(1800-1822)
Geef een antwoord