‘Ik heb het in één ruk uitgelezen.’ ‘Onmogelijk om weg te leggen.’ Uitspraken waar ik altijd een beetje jaloers op ben als ik ze op de achterflap van een boek zie staan of in een recensie lees. Ik heb dat namelijk zelden, al is het maar omdat ik een boek soms wel weg móet leggen omdat andere dingen meer moeten dan lezen. Uren onafgebroken lezen is iets wat ik hoogstwaarschijnlijk voor het laatst als kind heb gedaan, tijdens vakanties met mijn ouders. Tot ongeveer een week geleden. Toen ging namelijk mijn zwangerschapsverlof in. Het advies van ‘iedereen’ om die weken ook echt te gebruiken om goed uit te rusten vond ik op dag 1 nog lastig op te volgen, maar vanaf dag 2 ging het los. Of dus eigenlijk niet. Althans, niet in de fysieke vorm. Ik was van plan de komende zes weken (ongeveer natuurlijk, want, nog zo’n mooie, een bevalling laat zich niet plannen) veel te gaan lezen. Nu het nog kon (grapje! Hoop ik.).

In een nieuw boek beginnen is bij mij echter vaak een heel gedoe. Ik maak in zo’n zeven verschillende boeken een beginnetje. Het liefst in nog ongelezen boeken die in mijn kast staan, want die moet ik toch ooit een keer hebben gelezen (God mag weten waarom, want er is vaak een goede reden voor hun ongelezen status) om me vervolgens te realiseren dat ik óf een hele tijd geleden een boek van iemand had geleend dat ik ooit nog wilde lezen (zoals Flowers for Mrs. Harris van mijn moeder. Een pareltje. Wordt vervolgd) óf dat de nieuwe bibliotheek de volgende dag opengaat waar ik echt nodig een kijkje moest gaan nemen (lees: vier nieuwe boeken heb geleend). Een onhandige manier van werken, wil ik ooit die categorie ‘ongelezen’ reduceren tot nul. Ik ben echter bang dat de status ‘ongelezen’ voor vele van de boeken uit die categorie in mijn kast er één voor het leven is, tot ik besluit ze een tweede en soms zelfs derde leven te geven bij een lievere lezer.

Goed, terug naar het onafgebroken lezen. In mijn eerste week van mijn verlof is het me na een hobbelige start van beginnetjes in zo’n  drie boeken gelukt om een boek uit te lezen: het eerdergenoemde Flowers for Mrs. Harris. Dit gebeurde echter niet na onafgebroken lezen, maar het kwam aardig in de buurt. Daarna heb ik de eerste twee delen uit de jeugdserie Het Ministerie van Oplossingen gelezen. Ja, een jeugdserie. De reden voor deze keuze en tevens van de hobbelige start van mijn ‘ik-ga-onafgebroken-lezen-avontuur’, was de realisatie dat de wat complexere volwassenliteratuur in deze fase van mijn zwangerschap wat te hoog gegrepen bleek. En dat terwijl ik Grand Hotel Europa van Ilja Leonard Pfeijffer juist voor deze periode had bewaard. Ach, je moet wat hebben om naar uit te kijken.

De manier waarop ik de twee delen van Het Ministerie van Oplossingen las, leek al meer op aan één stuk door lezen. Maar toen was daar De uitvinding van Hugo Cabret van Brian Selznick. Ik kende het verhaal al een klein beetje, omdat ik in een ver verleden de verfilming ervan heb gezien. In de bibliotheek zag ik al dat het verhaal bestond uit tekst én tekeningen. Nu ben ik over het algemeen geen groot fan van graphic novels en aanverwanten, of beter: ik lees ze nooit, omdat ik denk dat het niks voor mij is, waardoor ik ook niet goed kan inschatten of deze gedachte ook daadwerkelijk klopt. De uitvinding van Hugo Cabret greep me echter zelfs door het uit louter tekeningen bestaande begin direct bij m’n lurven. Met trots kan ik dan ook meedelen dat ik dit 535 bladzijden tellend boek in één ruk heb uitgelezen, als in: achter elkaar door, zonder te stoppen, zonder het weg te leggen. Want wat een fan-tas-tisch verhaal was dit! Het leek alsof de hele ochtend de tijd had stilgestaan; er waren slechts de keukentafel, ik op een stoel en dit boek.

Even in het kort: Het verhaal gaat over Hugo Cabret, een twaalfjarige jongen die in de muren van een druk treinstation in Parijs woont (alleen van dat gegeven gaat mijn (lezers)hart al sneller kloppen. Ik ben een beetje geobsedeerd door boeken die over Parijs gaan. Alle tips zijn welkom!). Hugo’s vader is klokkenmaker en al vanaf zijn zesde jaar kon Hugo klokken repareren en mechanische diertjes in elkaar knutselen. Op een dag vindt Hugo’s vader op de zolder van het museum waar hij werkt een defecte mechanische man, een automaton. Hugo is zo onder de indruk van dit mechanische werk en vraagt zijn vader de automaton op te repareren. Tijdens een van zijn reparatiemomenten wordt vader door een fout van een bewaker in het museum opgesloten. Hij komt te overlijden wanneer ’s nachts om een onverklaarbare reden brand uitbreekt. Hugo komt vanaf dan bij zijn oom in het station te wonen. Hugo’s oom, Claude, is namelijk de Klokkenmeester van het station en moet ervoor zorgen dat de klokken op het station gelijk blijven lopen. Wanneer oom Claude op een dag verdwijnt, moet Hugo deze klus in zijn eentje klaren, zonder dat iemand daar achter mag komen.

Hugo komt door zijn veeleisende werk op het station niet vaak buiten de muren waar hij in woont, maar wanneer dit toch een keer het geval is, vindt hij tussen de verbrande en nog altijd niet opgeruimde resten van het museum de automaton. Hij neemt hem mee naar zijn kamer in de muren van het station en gaat verder met het reparatiewerk van zijn vader. Het besluit om zijn vaders werk voort te zetten zorgt ervoor dat Hugo’s pad dat van een excentriek leesgraag meisje en een verbitterde oude verkoper van mechanische diertjes kruist, met veel krachtige en, niet geheel onbelangrijk, geloofwaardige dialogen als gevolg: ‘Wat prachtig,’ zei Isabelle. ‘Het is net alsof de hele stad van sterren is gemaakt.’ ‘Soms kom ik hier ’s avonds, zelfs als ik niet aan de klokken hoef te werken, gewoon om naar de stad te kijken. Dan stel ik me voor dat de wereld één grote machine is Weet je, machines hebben nooit overbodige onderdelen, ze hebben er altijd precies genoeg. Dus als de wereld één grote machine is, ben ik ook ergens nuttig voor. En dat betekent dat jij ook ergens nuttig voor bent.’

“Een tekening, een notitieboekje, een gestolen sleutel, een mechanische man en een verborgen bericht van Hugo’s overleden vader vormen de spil van dit ingenieuze, ontroerende en betoverende mysterie.” zo staat op het omslag van het boek. Ik kan me voorstellen dat je niet direct warm wordt van een dergelijke opsomming en ik zou dan ook maar wat graag de verbanden tussen al die verschillende zaken uit de doeken doen in de hoop dat je net als ik zult vinden dat dit verhaal fantastisch in elkaar steekt. Maar ik doe het niet. Ik zou te weinig aan jouw eigen verbeelding overlaten (mocht je überhaupt van plan zijn dit boek te lezen). Mij heeft dit boek in ieder geval onuitlegbaar sterk verrast. Ik heb nog niet eerder tekeningen en geschreven woorden op zo’n originele manier gecombineerd zien worden. Bovendien zorgden de, mijns inziens, prachtige tekeningen ervoor dat mijn inbeelding van het geschreven verhaal een handje werd geholpen, maar geenszins op een storende manier. Voor mij kwam het verhaal door de toevoeging van de tekeningen juist enorm tot leven en liet deze genoeg ruimte voor mijn eigen verbeelding. Dit boek bewijst maar weer eens hoe waar clichés zijn: een foto (lees: een tekening) zegt vaak meer dan duizend woorden. Ik ben me overigens zeer bewust van het feit dat dit stuk erg veel wegheeft van een enorme lofzang met alle bijvoeglijke naamwoorden en lyrische bewoordingen. Lees het. Lees over Hugo, Parijs, de automaton en je weet dat ik geen woord te veel heb gezegd.